Deelnemers GLB-pilot Hoe? Zo!: Duurzame maatregelen goed inpasbaar in bedrijfsvoering

Een grote groep Friese en Groningse melkveehouders en akkerbouwers experimenteert met maatregelen die de natuur ten goede komen. Deze maatregelen op het gebied van milieu, klimaat en biodiversiteit zijn goed inpasbaar in de bedrijfsvoering van de agrariërs, zo blijkt uit een enquête onder de deelnemers van de gezamenlijke praktijkpilot ‘Hoe? Zo!’ van de agrarische collectieven Noardlike Fryske Wâlden, Groningen West en Midden Groningen. Doel van de pilot is voorbereidend praktijkonderzoek te doen op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) dat vanaf 2023 verandert.

De agrarische collectieven wilden van de deelnemende boeren de ervaringen over de pilot weten. 96% van de 71 uitvoerende deelnemers heeft het evaluatieformulier ingevuld. Dat levert waardevolle feedback op, zegt Janneke van der Velde, projectleider bij Collectief Groningen West. “Onze begeleidende rol bij het toepassen van puntensysteem en de uitvoering van veldmaatregelen wordt door de boeren positief beoordeeld. Dat ondanks dat veel bijeenkomsten en excursies niet door konden gaan door de coronacrisis.” De deelnemers misten onder andere (veld)bijeenkomsten, tips voor beheer en extra begeleiding bij het zaaien. Een ander punt dat haar tot tevredenheid stemt, is de reactie van de deelnemers over de maatregelen voor het verbeteren van de biodiversiteit om zo te kunnen voldoen aan de nieuwe GLB-eisen. “Die maatregelen noemen ze praktisch goed inpasbaar op hun bedrijf en ook eenvoudig uitvoerbaar. ”Dit is volgens Van der Velde ook dankzij de boerendenktank die goed werk heeft verricht bij het opstellen van de maatregelen.

Keukentafel

Het opstellen van het individuele bedrijfsplan gebeurde persoonlijk aan de keukentafel of op het kantoor van het collectief. “Doordat we zijn begonnen met het opstellen van individuele bedrijfsplannen, is het voor de boeren duidelijk wat er van hen wordt gevraagd.” Uit de enquête komt waardering voor deze overlegstructuur en de duidelijkheid ervan naar voren. Verder is de wens genoemd naar de keuzemogelijkheid van maatregelen die past bij de bedrijfsvoering en het gebied. “Neem vooraf goed met de deelnemers door hoe uitvoerbaar de maatregel in de praktijk is”, was een reactie op de vragenlijst. Zo kwam een deelnemer erachter dat hij niet voldoende ruige mest heeft om op al zijn percelen ruige mest uit te rijden. Tijdens de pilot heeft het collectief voor elke deelnemer het beheer ingetekend. Over het algemeen hebben de boeren dat als prettig ervaren. Eén deelnemer wijst daarnaast ook op het voordeel van zelf intekenen. “Daarvan leer je als boer meer en word je je meer bewust van de voorwaarden. Hierdoor kunnen fouten in de uitvoering worden voorkomen.” De agrarische collectieven hebben veel geïnvesteerd in begeleiding. “We zien dat de grote rol van de collectieven het resultaat is van vertrouwen van de boeren. Wat de deelnemers door de geannuleerde groepsbijeenkomsten natuurlijk wel hebben gemist, is de onderlinge uitwisseling van kennis en ervaring”, aldus Van der Velde.

Flexibel

Binnen de pilot is gewerkt met een puntensysteem. “Dat puntensysteem heeft onder andere tot doel boeren te stimuleren beheermaatregelen in samenhang met elkaar uit te voeren op die plekken waar ze het meest effectief zijn. Hiervoor kunnen ze bonuspunten en daarmee een hogere beloning verdienen voor de geleverde diensten.” Volgens de projectleider blijkt over het algemeen dat de deelnemers wel willen meewerken aan een betere aansluiting van de maatregelen, vooral als het ook binnen hun eigen bedrijfsvoering past. Ook blijkt dat boeren door de begeleiding van het collectief tot betere keuzes en meer samenhang komen. Daarnaast is deelnemers gevraagd welke rol ze in de toekomst zien voor het collectief bij de uitvoering van de maatregelen. Een belangrijke uitkomst is volgens Van der Velde dat veel boeren aangeven dat de controle op het uitvoeren van de maatregelen bij de collectieven mag komen te liggen. Over het algemeen lijkt het dat de akkerbouwers een lichtere rol wenselijk vinden en melkveehouders een intensieve begeleiding prefereren.

Continu beleid

“De boeren hebben vooral behoefte aan consistent beleid. Wat moet er gebeuren en wat moeten die maatregelen opleveren? Dan kan er ook transparant gecontroleerd worden. En geen tegenstrijdige maatregelen opleggen, daarom is afstemming tussen overheid en marktpartijen gewenst. Door één lijn te trekken voor alle maatregelen wordt de werkbaarheid vergroot. Continu beleid geeft zekerheid. Het is belangrijk om langjarig te gaan denken.” De nieuwe werkwijze van het nieuwe GLB moet even wennen. “Daarom is het belangrijk dat het collectief ook adviseert en controleert om eventuele fouten te kunnen corrigeren”, merkt een van de deelnemers op. Daardoor kan er in de eerste twee jaar van de nieuwe GLB-periode meer begeleiding nodig zijn. De uitkomsten van de enquête worden verwerkt in de eindrapportage die wordt aangeboden aan het koepelproject van de gezamenlijke GLB-pilots, waarin BoerenNatuur en LTO Nederland samenwerken. Vervolgens gaat het rapport naar het ministerie van LNV, de provincies en waterschappen. Dat zijn de schrijvers van het Nationaal Strategisch Plan, die adviseren over de Nederlandse invulling voor het toekomstige GLB. Uiteindelijk zal Brussel dit plan moeten goedkeuren.

Samenvatting eindrapport

Inmiddels is ook het eindrapport verschenen van de pilot. De samenvatting van het eindrapport is te vinden op de website van de Vereniging Noardlike Fryske Wâlden.

GLB Nationaal Strategisch Plan is een samenwerking van: