Hieronder vindt u antwoord op veelgestelde vragen over het nieuwe GLB. Zit uw vraag er niet bij? Neem contact met ons op.
Basispremie
Op hoofdlijnen verandert er waarschijnlijk weinig aan de systematiek van de basispremie ten opzichte van de huidige situatie. Een verandering is dat naast de nu al geldende voorwaarden ook de vergroeningseisen binnen het huidige GLB onder de voorwaarden gaan vallen. Deze zogenaamde conditionaliteit vervangt dus de randvoorwaarden en vergroeningsvoorwaarden. Wel is er een extra eis bijgekomen met betrekking tot bescherming van veengronden. Een andere verandering is dat in het nieuwe GLB de betalings- en toeslagrechten komen te vervallen en de basispremie daarmee daadwerkelijk een hectarepremie wordt.
De hoogte van de basispremie per hectare per jaar is afhankelijk van nog te nemen besluiten over: hoeveel van het beschikbare geld ingezet zal worden voor de ecoregeling; of, en zo ja, hoeveel geld er overgeheveld gaat worden naar de maatregelen in de tweede pijler van het GLB (om daar in te zetten voor maatregelen zoals subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, investeringen, kennisverspreiding en samenwerking); en of, en zo ja, hoeveel van het beschikbare budget gebruikt zal worden voor zogenaamde sectorale interventies in de landbouw.
De ecoregeling is qua instrument een beloftevolle trendbreuk. De ecoregeling maakt het mogelijk voor alle boeren om te werken aan het verduurzamen van hun bedrijfsvoering door het belonen van duurzame activiteiten die passen bij hun ondernemerschap, bedrijf en interesse. We verwachten van agrariërs niet dat ze van de één op de andere dag hun bedrijfsvoering volledig kunnen aanpassen. Het is een transitie, waarvoor naast de ecoregeling ook andere instrumenten worden ingezet, zoals het agrarisch natuurbeheer, investeringen en regelingen gericht op innovatie, kennis en samenwerking. Kan het GLB alleen de transitie naar een duurzamere landbouw regelen? Nee, het GLB is slechts één van de instrumenten. Er is meer nodig dan het GLB.
Ecoregelingen
De maximale vergoeding voor een activiteit in het puntensysteem wordt berekend in verhouding tot een hoogproductief gewas, zoals bijvoorbeeld maïs of bieten. De hoogte van de vergoedingen voor de activiteiten binnen de ecoregeling zal vanzelfsprekend van invloed zijn op de bereidheid van de agrarisch ondernemers om hieraan deel te nemen en daaraan gekoppelde diensten te verrichten. De ecoregeling zal een maximaal bedrag per hectare kennen. De agrariër kan dus bij voorbaat berekenen hoe hoog de vergoeding maximaal is voor de activiteiten die hij op zijn bedrijf onderneemt. De agrariër behoort vervolgens op zijn landbouwgrond voldoende activiteiten uit te voeren om het bedrag te verantwoorden, rekening houdend met het voldoen aan de eis van bijdragen aan de verschillende doelen.
Agrariërs kunnen via deelname aan de ecoregeling extra betalingen verkrijgen om aanpassingen in de bedrijfsvoering door te voeren die gunstig zijn voor milieu, biodiversiteit en landschap en dus wenselijk zijn voor de omslag naar een klimaatvriendelijke kringlooplandbouw. Het gaat daarbij om activiteiten in het veld en niet om investeringen. Op dit moment wordt nog gewerkt aan nadere invulling van de ecoregeling. Medio 2021 wordt duidelijk, hoe de ecoregeling er uit gaat zien en waar de Nederlandse boeren en tuinders met ingang van 1 januari 2023 gebruik kunnen maken.
Het ANLb blijft in het nieuwe GLB belangrijk voor het realiseren van doelen als bijvoorbeeld het behoud van weide- en akkervogels, en blijft dus bestaan. De ecoregeling staat hier los van. De ecoregeling geeft iedere individuele boer de kans de bedrijfsvoering duurzamer te maken en daarvoor een vergoeding te krijgen. Het ANLb blijft voor specifieke gebieden in Nederland toepasbaar, waarbij collectieven aan de lat staan voor het beheerplan. Het ANLb wordt qua doelen waarschijnlijk wel verbreed met klimaat en milieuactiviteiten. Dit betekent dat soms dezelfde activiteiten op een perceel mogelijk zijn. Echter, daar waar een zelfde type activiteit zowel in de ecoregeling als het ANLb wordt toegepast, wordt voorkomen dat hiervoor meer wordt betaald dan vanuit de Europese regelgeving is toegestaan.
De ecoregeling wordt zodanig vormgegeven dat de agrarisch ondernemer met zijn keuze voor verschillende activiteiten aan meerdere doelen bijdraagt. Het gaat er hierbij dus om dat de ondernemer voor een mix van activiteiten, die past in zijn bedrijfsvoering en die leidt tot een bijdrage aan zowel klimaat, bodem, water, biodiversiteit als landschap. Bij het vormgeven van de ecoregeling wordt er rekening mee gehouden, dat de meeste activiteiten aan meerdere doelen een bijdrage leveren. Zo draagt kruidenrijk grasland bijvoorbeeld bij aan zowel biodiversiteit als bodemkwaliteit.
Het totale bedrag voor de basisbetaling en de ecoregeling samen is ongeveer gelijk aan het huidige bedrag voor de basisbetaling en vergroening. Wel worden de huidige vergroeningsmaatregelen opgenomen in de basisbetaling. Er vind dus een verschuiving plaats. Het is uiteindelijk een politieke keuze, hoe budgetten binnen het GLB worden verdeeld.
Daar waar mogelijk wordt met het puntensysteem aangesloten bij voorwaarden die marktpartijen stellen in hun certificaten. Deze voorwaarden zijn nu echter nog niet allemaal gelijkgesteld en, vanwege Europese voorwaarden op controleerbaarheid en verifieerbaarheid, kan bij het puntensysteem worden afgeweken van de huidige meer voorkomende beloningen voor activiteiten. Het gesprek over hoe beloningen kunnen worden afgestemd, vindt in een breder perspectief plaats dan alleen het GLB. Hiervoor is bijvoorbeeld onderzoek uitgezet en er vinden verkennende gesprekken met markt- en overheidspartijen plaats. Ons doel is uiteindelijk wel dat het hiervoor gaat dienen. Zo kan een inspanning van een agrariër voor maatschappelijke doelen op meerdere plaatsen worden gebruikt, en ook gaan lonen. Daar waar mogelijk is het streven dit vanaf 2023 te laten gelden.
Een deel van de middelen uit de basispremie / hectarepremie verschuift naar de ecoregeling en dus naar beloningen voor extra inspanningen. Agrariërs die toekomstbestendig (willen) boeren, worden zo sterker beloond. Gezien de opgave, is dit inderdaad een bescheiden bijdrage. Uiteindelijk is er veel meer nodig om een volledige transitie mogelijk te maken. Het GLB moet niet gezien worden als dé oplossing, maar wel als een onderdeel ervan. Ook uit andere bronnen wordt overheidsgeld voor deze doelen ingezet.
Het risico bestaat dat middelen voor het GLB niet worden benut. Dit risico bestaat nu ook al. Het streven is evenwel om de ecoregeling zo aan te bieden, dat zo veel mogelijk agrariërs zich aangesproken voelen er gebruik van te maken. Daarnaast is het doel dat onbenutte middelen binnen de ecoregeling, later alsnog daarvoor kunnen worden ingezet.
Puntensysteem
Het puntensysteem is een landelijk systeem. Omdat iedere regio zijn eigen uitdagingen heeft, is er de mogelijkheid om per regio accenten te leggen qua doelen. Ook komt er mogelijk een specifieke set activiteiten beschikbaar. Denk aan houtwallen of kruidenrijk grasland. Per bedrijf wordt een maximaal subsidiebedrag bepaald. Een agrariër kiest zelf de activiteiten die hij/zij wil toepassen. Iedere activiteit levert een x-aantal punten per doel op. Het totaal aantal punten en aantal punten per doel bepalen of de ondernemer in aanmerking komt voor de vergoeding. Een agrariër wordt beloond, zodra is vastgesteld dat een activiteit uit de ecoregeling correct is uitgevoerd. Dat betekent: we zien de houtwal staan, of we stellen vast dat er kruidenrijk gras groeit.
Zoals elke agrarische ondernemer kan een biologische boer vanaf 2023 gebruik maken van de ecoregeling.
Een biologische boer krijgt niet automatisch alle punten bij deelname aan de ecoregeling, omdat de ecoregeling gebaseerd is op activiteiten in het veld die iedere boer zou kunnen uitvoeren. Wel is het zo dat veel van de activiteiten in de ecoregeling dicht bij de biologische bedrijfsvoering staan. Daarmee zal het voor biologische boeren minder aanpassingen vragen om aan de ecoregeling deel te nemen.
We hebben vijf concrete thema's waaraan de activiteiten binnen de ecoregeling bij moeten dragen: klimaat, bodem, biodiversiteit, water en landschap. De inzet op deze thema’s kan regionaal wat verschillen. We letten erop dat één activiteit bijdraagt aan zoveel mogelijk van deze thema's. Het voorstel waaraan we werken, verwachten we medio 2021 te kunnen publiceren. Hierbij zijn onderzoekers van Wageningen University & Research en andere onderzoeksinstellingen betrokken.
Verhouding tussen GLB en andere regelingen
Het GLB-NSP van Nederland moet bijdragen aan de doelen die door de Europese lidstaten gezamenlijk zijn vastgelegd. Dat zijn:
- Een slimme veerkrachtige landbouw,
- Milieu, biodiversiteit en klimaat,
- Brede plattelandsontwikkeling en
- Kennis, innovatie en netwerk, als horizontaal doel.
In het nieuwe GLB vatten we dit samen met de term ‘toekomstbestendige landbouw’.
De in deze vraag genoemde regelgeving en strategieën wijzen ook in de richting van een landbouw, die op zoek gaat naar een nieuwe balans.
Gelet op het feit dat de GLB-middelen beperkt zijn, zal in het NSP echter niet op elke doelstelling even sterk worden ingezet. Er moeten keuzes gemaakt worden. Zo wordt bijvoorbeeld een toename van bossen niet meegenomen in het GLB, daar waar de bomen niet op of naast landbouwgrond staan. Indien een doelstelling niet wordt meegenomen, wordt in het NSP uitgelegd hoe deze doelstelling wel wordt gehaald, bijvoorbeeld door inzet van nationaal geld voor het verminderen van de stikstofuitstoot.
Het NSP-instrumentarium zal extra handvatten bieden om extra stappen te zetten in de omschakeling van de land- en tuinbouw in Nederland naar een duurzame klimaatvriendelijke kringlooplandbouw. Landbouwondernemers zullen zelf voor hun bedrijf moeten beslissen van welke steunmogelijkheden in het kader van het GLB/NSP zij gebruik willen maken om hun bedrijf verder in die richting te ontwikkelen. Dat daarbij niemand garanties voor de toekomst kan geven, is daarbij een gegeven. Echter, gelet op de uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, water, biodiversiteit en luchtkwaliteit ligt het wel in de rede dat ook in de toekomst het beleid op hoofdlijnen gericht zal blijven op het bevorderen en bestendigen van een duurzame klimaatvriendelijke kringlooplandbouw.
Lastenverlichting, concurrentie, kennisdeling
De belangrijkste spelers om kennis uit de pilots op het erf te krijgen, zijn we eigenlijk allemaal. We spreken in dit verband over het Agrarisch kennis en innovatiesysteem (AKIS), waar onderzoek, overheid, erfbetreders, onderwijs en de ondernemers in samenwerken om kennis en innovatie zo goed mogelijk te delen. Daarbij heeft iedereen een deel van de oplossing.
In het nationaal strategisch plan voor het GLB (NSP-GLB) hebben we de ambitie om dit AKIS netwerk te verstevigen, o.a. via bijeenkomsten, maar ook via digitale instrumenten of pers. Het nieuwe netwerk GLB zal daarbij een grote rol spelen.
De onafhankelijkheid van de adviseurs wordt geborgd via een registratie in het zogenaamde BAS-register. Adviseurs kunnen zich hiervoor aanmelden en doorlopen dan een selectieprocedure.
Ja, en dat is nodig. Nederland staat voor de uitdaging om naast het in stand houden van een sterke, innovatieve landbouwbedrijfstak ook ambitieuze maatschappelijke en milieudoelstellingen te halen. Bij het opstellen van het GLB- NSP wordt ingespeeld op de aanwezigheid van een goed ontwikkeld agrarische ondernemerschap, de ervaring met efficiënte en technologisch hoogwaardige productie, de inzet van goede instellingen voor onderzoek en onderwijs en de bij veel deelnemers in het agrofoodcomplex bestaande bereidheid tot samenwerken. Samen met marktpartijen en andere maatschappelijke partners, zoals landschaps- en milieuorganisaties, kunnen komende jaren bijdragen worden geleverd aan het tot stand brengen van de veranderingen die nodig zijn. Met de middelen uit het GLB wil de Nederlandse overheid (Rijk, provincies, waterschappen) dit proces ondersteunen.
In 2012 is het Europees innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid van de landbouw (EIP-AGRI) van start gegaan om bij te dragen aan de strategie ‘Europa 2020’ van de Europese Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze strategie stelt de versterking van onderzoek en innovatie als een van de vijf belangrijkste doelstellingen en ondersteunt een nieuwe interactieve benadering van innovatie: Europese innovatiepartnerschappen.
Maatregel 16, EIP, zal zeker terugkomen in het GLB-NSP. Hierbij zal rekening gehouden worden met de ervaringen in de huidige periode, zoals bijvoorbeeld met de toegankelijkheid en snelheid. Ook in de transitieperiode (2021 en 2022) zullen er weer openstellingen zijn voor EIP.
POP3 en LEADER zijn beide subsidieprogramma’s (met co-financiering), met administratieve lasten. Als lidstaat van de EU moeten we binnen deze programma’s streng controleren, omdat de Europese Commissie zo mogelijk nog strenger is. In tegenstelling tot het huidige GLB, dat afrekent op rechtmatigheid van uitgaven, gaat het nieuwe GLB afrekenen op resultaat, oftewel het halen van de gestelde doelen. Vereenvoudiging is daarbij een leidend principe. De collectieven zijn in het huidige GLB succesvol. Zij gaan door in het nieuwe GLB.
Het probleem van de voorfinanciering is bekend. In het nieuwe GLB wil Nederland de complexiteit en uitvoeringslasten van zowel het POP als de rest van de regelingen verminderen en zal er een mogelijkheid komen om onder voorwaarden (onder andere bij LEADER projecten) wel te kunnen voorfinancieren.
De Nederlandse land- en tuinbouw is hoog-productief, onder meer door een zeer goede kennisinfrastructuur, hoogstaande technologische ontwikkelingen en de locatie in het mondiale handelsverkeer. Naast relatief goedkoop en hoogstaand voedsel worden plantaardige producten (zoals planten, bomen, bloembollen en bloemen) geteeld, waar mensen plezier aan beleven. Dit agro-food complex is sterk op export gericht. Grofweg 70-75% van wat in Nederland geproduceerd wordt, is bestemd voor de export, veelal naar andere landen in Noordwest-Europa. De EU is daarbij één markt; met andere landen vindt handel plaats op basis van de WTO-regels of op basis van specifieke handelsakkoorden.
Dat is zeker niet hetzelfde als dat er totale vrijhandel zou zijn. Ook de stelling dat kwaliteit in de wereldhandel niet van belang zou zijn, onderschrijven we niet. Dat neemt niet weg dat produceren voor de wereldmarkt risico’s met zich meebrengt voor landbouwers. Het is ook in de eerste plaats aan landbouwers en tuinders zelf en in samenwerking om te bepalen voor welke markt ze willen produceren, waarbij landbouwers en tuinders er zich bewust van moeten zijn dat de keuze voor de markt niet alleen kansen maar ook risico’s met zich meebrengt. Inzet van het GLB-NSP is om voort te bouwen op reeds ingezette veranderingen die de landbouw en landbouwproductie in Nederland verder verduurzamen zonder dat dit ten koste gaat van het verdienvermogen van de agrarische ondernemers. Daarbij hoort ook steun voor landbouwers en tuinders die landbouwproducten met hogere toegevoegde waarde willen produceren en/of nieuwe markten willen betreden.